Turfstekers op het Vinkel

Door Willem van Groenland.
Eerder verschenen in Spoorzoeker nummer 3 uit 2005.

Dat archieven zeker niet saai hoeven zijn bewijst het ‘Register van Proces Verbalen’. De kleine en grote vergrijpen die hierin vanaf 1827 staan beschreven, geven op kleurrijke wijze inzicht in het reilen en zeilen van gewone mensen in een kleine gemeente zoals Nuland. In dit artikel vertellen we aan de hand van enkele processen verbaal over het turfsteken in Nuland rond 1850.

Moeilijke tijden

In het midden van de negentiende eeuw maakte Nederland zware tijden door. Na de moeizame afscheiding van België en de sluiting van het eindverdrag in 1839 was de staatsschuld torenhoog opgelopen. Zo was in de begroting van 1842 bijna de helft van het totale staatsinkomen bestemd voor aflossing van de Nationale Schuld. De economie stond er uitermate slecht voor. Waar in omringende landen de Industriële Revolutie al hoogtij vierde, moest die in Nederland nog beginnen. Nederland was een land van kleine boeren en handwerklieden die hun leven doorbrachten in povere omstandigheden. Slechts een kleine klasse bestaande uit handelaars, renteniers en oude adel had het beter.
De omstandigheden zaten ook niet mee: de economische crisis van 1843 werd gevolgd door een extreem strenge winter in 1844 en compleet mislukte aardappeloogsten in 1845 en 1846. Door de schaarste stegen de voedselprijzen enorm. Uit onvrede braken in 1845 en 1847 rellen uit in Groningen, Friesland en enkele steden in het westen. Van de 2,8 miljoen inwoners die Nederland rijk was, leed de overgrote meerderheid honger.

Armoede in Nuland

In Nuland woonden alleen op het Heeseind en de Lage Kant enkele welgestelde boeren. Voor de rest kende het dorp in die dagen weinig rijkdom. De grote uitzondering op deze regel was Fransiscus van Hagens, die in ons dorp sinds 1844 de nobele taak van burgemeester op zich nam. Van Hagens was steenrijk en mocht zich met recht grootgrondbezitter noemen. Hij bewoonde de Elsbosch aan de toenmalige Loonsestraat en zou tot 1852 burgemeester blijven. Van Hagens stond te boek als hooghartig. Onder zijn burgers genoot hij weinig populariteit, enigszins begrijpelijk aangezien het verschil in rijkdom natuurlijk ontzettend groot was. De meeste Nulanders hadden weinig of niets, en sommigen moesten zelfs een beroep op de bedeling doen om te kunnen overleven. Het was misschien niet eens zo verwonderlijk dat de allerarmsten incidenteel hun toevlucht namen tot clandestiene activiteiten, zoals het turfsteken zonder permissie waardoor in elk geval de brandstofvoorraad kon worden aangevuld. En deze activiteiten waren niet helemaal zonder risico, want gemeenteveldwachter Gregorius Ekkart lag op de loer. Ekkart, oorspronkelijk kleermaker van beroep, was sinds 1843 verantwoordelijk voor de ordehandhaving in het dorp en zou deze taak blijven vervullen tot 1857. Hij was de man die de illegale turfstekers keer op keer betrapte, waarna hij verslag uitbracht aan de burgemeester die het relaas keurig optekende in de processen verbaal.

Over turf en turfsteken

Turf is een goedkope brandstof die gewonnen wordt door veen te ontginnen en te drogen. Veen is een grondsoort die bestaat uit niet geheel vergane plantenresten.Voor het ontstaan van veen is water nodig, aangezien water ervoor zorgt dat er geen zuurstof bij de planten kan komen. Bij gebrek aan zuurstof verrotten de planten niet geheel. De plantenresten vormen een dikke laag en dit noemen we veen. Als het veen zich vormt met behulp van grondwater, dan noemen we dit laagveen. Wordt het veen gevormd door regenwater, dan noemen we dit hoogveen. In Nederland is laagveen vooral in Utrecht, Friesland en de lage delen van Noord- en Zuid- Holland te vinden, terwijl hoogveen onder andere in Drenthe en Noord- Brabant voorkomt.
De winning van turf vond al in de middeleeuwen plaats, maar nam pas vanaf de zestiende eeuw een vlucht. Dit had te maken met het schaarser worden van alternatieve brandstoffen zoals hout en een sterk toenemende behoefte aan brandstof in de steden. De eeuwen daarna werd op nog grotere schaal turfgestoken en kreeg de turfwinning een ander karakter: de winning van turf uit eendagskuilen voor eigen gebruik maakte plaats voor systematische winning op basis van nieuwere technieken. Zo ontstond in de negentiende eeuw een complete bedrijfstak waarin duizenden mensen hun brood verdienden.

De kadasterkaart van Nuland uit 1832. Het turfsteken gebeurde in Sectie C op de kaart, het gedeelte van het Vinkel dat bekend stond als ‘Het Broek’.

De kadasterkaart van Nuland uit 1832. Het turfsteken gebeurde in Sectie C op de kaart, het gedeelte van het Vinkel dat bekend stond als ‘Het Broek’.

Zodenturf op ‘het Vinkel’

Nuland beschikte niet over metersdikke turflagen zoals elders in den lande. Hier vond dan ook geen systematische turfwinning op industriële schaal plaats. In Nuland werd ‘zodenturf’ gewonnen: op laaggelegen gronden werden met de turfschop de plaggen afgestoken en op mijten gestapeld om te drogen. Rondom deze turfmijten werden kuilen gegraven om het overtollige water te verwerken. Als de turf eenmaal droog genoeg was, werd ze naar het dorp vervoerd.
Een ‘turfvuur’ werd gemaakt door een al bestaand vuurtje te omringen met een muurtje van zodenturf. Dit gaf al snel een geweldige hitte af waarbij de zodenturf op het zand na tot as verging. Zodenturf was dus weliswaar geen veenturf, maar het brandde er niet minder om.
De zodenturf werd gewonnen op het Vinkel, meer precies op het gedeelte van het Vinkel dat ‘Het Broek’ werd genoemd. Dit gebied werd grofweg begrensd door de Rijksweg in het noorden, de Nulandse Weerscheut in het oosten, de Nieuwe Kampen in het zuiden en de huidige Coppensdijk in het westen. In 1832 bezat de gemeente Nuland op Het Broek (kadasterkaart sectie C) de percelen 114 tot en met 126. Deze percelen lagen allemaal ten zuiden van de wetering bij de Rijksweg. Op deze ‘woeste gronden’, stukken ongecultiveerd land, mochten de inwoners der gemeente onder bepaalde voorwaarden hun vee weiden en turfsteken. Voor het turfsteken waren dus regels opgesteld, maar daar hield niet iedereen zich aan!

De regels voor het turfsteken

Het eerste bekende reglement op het steken van turf werd op 12 juni 1819 uitgevaardigd. Dit reglement liet de mensen uit Nuland en het Heeseind vrij om zonder vergunning turf te steken. In 1848 kwam daarin verandering met een nieuw reglement. De gemeenteraad vond het tijd om de regels aan te scherpen – of zag wellicht een mooie gelegenheid om de gemeentekas te spekken. Voortaan werd de turfhoudende grond publiek verpacht aan de meestbiedende. Iedere Nulander kon dus bieden op een ‘lot’, dat het exclusieve recht gaf op de winning van turf op een klein stukje Vinkel. Om het eerlijk te houden mocht per huishouden maximaal één lot worden gepacht.
Er werd overigens wel verschil gemaakt naar draagkracht: diegenen die niet meer dan één melkkoe bezaten, mochten slechts bieden op een half lot vanuit de gedachte dat zij wel minder brandstof nodig zouden hebben. Een andere mogelijkheid werd geboden in de vorm van permissies (vergunningen). Een permissie gaf het recht om een bepaald aantal dagen turf te steken op een daartoe aangewezen plek. Zonder pachtrecht of permissie was het voor iedereen verboden op gemeentegrond ‘te krabben, vlaggen, graven, turven of zoden te steken’.

Vervoer van turf
De gewonnen turf werd op turfmijten te drogen gelegd. De kuilen die ontstonden bij ongeplande winning noemt men ook wel ‘boerenkuilen’.

De gewonnen turf werd op turfmijten te drogen gelegd. De kuilen die ontstonden bij ongeplande winning noemt men ook wel ‘boerenkuilen’.

Het reglement legde ook regels op over het vervoer van de turf (alleen over de paden, door de ‘gemeentes hekkens’ en van daaruit rechtstreeks naar de huizen) en bepaalde voorts dat het toezicht op de naleving van het reglement zou plaatsvinden door de veldwachter en de schutters of gezworenen der gemeente. Het seizoen duurde tot 1 oktober van het jaar, dan moest alle gestoken turf zijn afgevoerd. De opbrengsten van de verpachting en de permissies vloeiden uiteraard in de gemeentekas. De geïncasseerde boetes ook en die waren zeker niet kinderachtig: vijf gulden per overtreding en bij herhaling op dezelfde dag zelfs tien gulden. Ook nachtelijke overtreders konden rekenen op een boete van tien gulden. Tegen nalatigen zou worden geprocedeerd.Vervoer van turf

Handhaving door veldwachter Ekkart

Het nieuwe reglement werd aangenomen door de gemeenteraad op 29 april 1848 en afgekondigd (bekendgemaakt) op 4 juni van datzelfde jaar. Waarschijnlijk had niet iedereen van de nieuwe regels gehoord, of verwacht dat de handhaving van die regels zo serieus zou worden opgepakt door de veldwachter. Wellicht was het voor veel armen onder de Nulandse bevolking moeilijk te verteren dat iets wat tot dan toe gratis was, nu ineens geld moest kosten! Hoe dan ook: nog diezelfde maand werd het eerste proces verbaal uit de mond van veldwachter Ekkart opgetekend:

‘Op gisteren den vijftienden der maand Junij van den jare achttien honderd acht en veertig, des namiddags circa zeven uren, heb ik, Gregorius Ekkart 9 veldwachter der gemeente Nuland (…) mij bevonden in tegenwoordigheid van de twee gezworenen of schutters der gemeente Nuland, Petrus van Loon en Petrus van Nuland, ter plaatse genaamd Vinkel te Nuland zijnde gemeente grond, gelegen in sectie C, alwaar ik heb gezien: Dat Cornelis van Bergen en Petrus van Berne, daglooners beide wonende op het Heeseinde onder Rosmalen met turfschoppen op dien gemeente grond zodenturf stekende waren.’

Op heterdaad betrapt

Betrapt op heterdaad dus. Geheel conform het reglement sommeerde Ekkart de turfstekers direct hun permissie te laten zien, maar helaas: beide overtreders zeiden die niet te hebben. Ze verklaarden dat de opdracht tot hun turfstekerij door de burgemeester en bestuur van Rosmalen was gegeven. Ekkart was echter onverbiddelijk en slingerde beiden op de bon voor vijf gulden. Bovendien moesten ze de plaats delict per direct verlaten. Op 3 juli, binnen drie weken na het eerste proces verbaal, was het weer raak toen dezelfde Cornelis van Bergen, nu in het gezelschap van zijn buurtbewoners Antonie van Berne, Petrus van Krieken, Antonie Kappen en Cornelis Roelof van Dinther, opnieuw werd gesnapt. Wederom vroeg Ekkart allen hun permissie te tonen maar weer kon niemand uit het gezelschap die laten zien. Ditmaal was het Antonie Kappen die verklaarde dat ze op last van de burgemeester van Rosmalen aan het turven waren. Ekkart kende wederom geen genade: de mannen van het Heeseind werden bekeurd en weggestuurd.
Opmerkelijk was dat Antonie van Berne, die een boete van vijf gulden moest betalen, hiermee niet akkoord ging. Hij ging in beroep en werd begin 1849 voor de rechtbank in ’s-Hertogenbosch gebracht. Deze sprak hem vrij omdat de inwoners van Nuland en het Heeseind vóór 1848 altijd zonder vergunning turf hadden mogen steken. Een opmerkelijk coulante houding van de rechtbank waarmee Van Berne goed wegkwam.

Overtreding op grote schaal

Ook in 1849 moest Ekkart regelmatig op het Vinkelse Broek optreden. Op 14 juni trof hij een grote groep turfstekers aan: van het Heeseind intussen bekende namen zoals Petrus van Krieken, Cornelis van Bergen en Antonie Kappen, maar ook een zekere Leonardus van Drunen en Matthijs Voets. Uit Rosmalen waren maar liefst zestien personen aan het turfsteken, waaronder de al eerder genoemde Antonie van Berne. Een nieuwe naam in het gezelschap was Jan Maas uit Nuland. Ekkart herhaalde zijn inmiddels vertrouwde ritueel en vroeg ieder afzonderlijk naar zijn permissie, die natuurlijk niemand kon tonen. Daarop vervolgde de veldwachter wederom met een bekeuring en gelastte hij de overtreders te vertrekken. Dit keer stuitte hij echter op weerstand want een groepje van negen turfstekers, waaronder Petrus van Krieken en Antonie van Berne, ging onverdroten door met haar werk. Mogelijk voelden de turfstekers zich gesterkt door de vrijspraak van Van Berne, mogelijk maakte Ekkart met zijn optreden steeds minder indruk. Hoe het incident afliep weten we niet; wel weten we dat de daaropvolgende dag opnieuw een ploeg turfstekers uit Rosmalen werd betrapt, waaronder vaste waarde Antonie van Berne. Een vooralsnog laatste incident vond plaats op 7 juli 1849, waarover Ekkart het volgende vertelde:

‘Dat Martinus van Rosmalen, Nicolaas van der Doelen, Gerardus Verhoeven en Lambertus van Drunen alle bouwlieden verklarende te wonen op het Heeseind onder Rosmalen zich op genoemde gemeente grond bevonden aldaar op karren zodenturf ladende en vervoerende waren’.

De eerder gestoken turf was dus genoeg gedroogd om vervoerd te worden. De buit was voor deze mensen bijna binnen. Ekkart kwam helaas voor hen net te vroeg.

Hoe het afliep

Na 1849 zou het maar liefst vijftien jaar duren voordat een volgende overtreding van het turfsteekreglement werd opgetekend. Mogelijk werd dit veroorzaakt door een versoepeld regime van handhaving, al zou de gemeente daardoor inkomsten kunnen mislopen. Wellicht had het mislukte proces tegen Van Berne zijn invloed gehad, had de veldwachter andere prioriteiten gekregen of waren de turfstekers simpelweg bedrevener geworden in het ontwijken van de autoriteiten. Dat de turfstekers inderdaad voor de gemeente Rosmalen werkzaam waren en daardoor uiteindelijk niet langer werden bekeurd is zeker niet aannemelijk.
Ekkart zou in elk geval weinig bekeuringen meer uitdelen: in 1857 stopte hij als veldwachter. Door een beenkwetsuur kon hij niet meer werken en moest hij aankloppen bij de bedeling. Zijn Rosmalense vakbroeder Bernardus Verbrugge liet het laatste bekende proces verbaal naar aanleiding van clandestiene turfstekerij noteren. Verbruggen was in opdracht van burgemeester Van Erp (die tevens burgemeester van Rosmalen was) op 24 juli 1864 gaan controleren op het Vinkel en had inderdaad nog wat Nulanders kunnen betrappen. Er werd dus tenminste tot 1864 turf gewonnen op het Vinkel, maar of het daarna ook nog gebeurde is onbekend. Na 1860 kelderden de turfprijzen landelijk, waardoor het wellicht minder interessant werd het Vinkel als turfwingebied te exploiteren.

Bronvermelding

  1. Kappen, P., De bromsnorren van Nuland (1), in: Spoorzoeker, nummer 2, jaargang 1, 1988.
  2. Kappen, P., De Nulandse burgemeesters (2), in: Spoorzoeker, nummer 2, jaargang 5, 1992.
  3. Dam, B. van, Oud-Brabants dorpsleven – wonen en werken op hetbrabantse platteland, 5e druk, 1974, p. 56.
  4. Administratief Archief Gemeente Nuland, Registers van Proces Verbaal 1827-1877, ongefolieerd, 16 juni 1848.
  5. Administratief Archief Gemeente Nuland, Registers van Proces Verbaal 1827-1877, ongefolieerd, 5 juli 1848.
  6. Administratief Archief Gemeente Nuland, Registers van Proces Verbaal 1827-1877, ongefolieerd, 16 juni 1849.
  7. Administratief Archief Gemeente Nuland, Registers van Proces Verbaal 1827-1877, ongefolieerd, 13 juli 1849.
  8. Administratief Archief Gemeente Nuland, Registers van ProcesVerbaal 1827-1877, ongefolieerd, 30 juli 1864.
  9. Administratief Archief Gemeente Nuland, Registers van ProcesVerbaal 1827-1877, ongefolieerd, 30 juli 1864.
  10. Notulen B&W gemeente Nuland, ongefolieerd, 7 september 1855.
  11. Notulen B&W gemeente Nuland, ongefolieerd, 7 september 1855.
  12. Notulen Gemeentebestuur gemeente Nuland, ongefolieerd, 29 april 1848.
  13. Archieven van de Kantonrechtbank ‘s-Hertogenbosch 1838-1930, inv.nr. 26 rol 49.

Over Nuwelant

Nuwelant is de Heemkundewerkgroep van de parochie Nuland inclusief Heeseind.

Bezoekadres

Prins Bernhardplein 10,
5391 AR Nuland

Openingstijden

Elke dinsdagmiddag van
14.00 - 16.00 uur

Onze kalender

Volg ons

© Heemkundewerkgroep Nuwelant 2019   |   Cookie & privacy beleid

Pin It on Pinterest

Share This