Spoorzoeker 2 – Jaargang 25
Architect en maatschappelijk betrokken
Zoals in veel dorpen telde Nuland in de jaren na de oorlog een kleine groep mensen die binnen de lokale gemeenschap een belangrijke rol vervulde. Ze werden overal bij betrokken en vervulden vaak heel wat bestuursfuncties. Een van hen was ongetwijfeld Jacques van den Bosch. De architect staat samen met zijn vrouw Tonny van der Tol centraal in de nieuwe Spoorzoeker, het kwartaalblad van heemkundewerkgroep Nuwelant.
Jacques – in Nuland beter bekend als Sjaak – ontmoette Tonny in de tweede helft van de jaren dertig. Tonny groeide op in Zeist. Na een studie verpleegkunde in Breda, kwam ze in 1935 naar Nuland om als wijkverpleegkundige aan de slag te gaan bij het Wit-Gele Kruis. Jacques had zich na de HBS bekwaamd als architect, het vak dat zijn vader Adriaan ook uitoefende. Hij deed dat grotendeels door zelfstudie.
Na hun huwelijk vestigde het stel zich in de Heiweg in Nuland. In die jaren was Jacques al actief betrokken bij het verenigingsleven. Zo stond hij samen met kapelaan Damen aan de wieg van voetbalvereniging Velox, het latere Nulandia. Hij was bestuurslid van de motorclub en na de oorlog was een van de organisatoren van de bevrijdingsfeesten in het dorp. Ook leverde hij een bijdrage aan een oprichting van stichting gemeenschapshuis De Meent, een gebouw dat hij zelf ontwierp.
De Meent was slechts een van de gebouwen in Nuland die Jacques van de Bosch ontwierp. Naast een aantal wederopbouwboerderijen waren ook de jongensschool aan de Schoolstraat, de kleuterschool aan de Kloosterstraat en het voormalige bankgebouw van Rabobank van zijn hand. Jacques overleed in april 1982. Zijn vrouw Tonny overleed 20 jaar later, in januari 2002.
De Pavon
Daarnaast besteedt de redactie van Spoorzoeker aandacht aan een opmerkelijke episode uit de Tweede Wereldoorlog, waarbij ook enkele Nulanders betrokken waren. Het handelt over het Franse vrachtschip Pavon, dat in mei 1940 voor de kust van Duinkerken door een Duitse jachtvlieger werd aangevallen. Op het schip bevonden zich zo’n 1.500 Nederlandse militairen, grotendeels afkomstig van de Peel-Raamstelling in Oost-Brabant. Vijftig militairen kwamen om. Van de overlevenden is een groot deel te voet huiswaarts gekeerd, waaronder enkele Nulanders.