De watersnoodramp van 1880
In dit artikel wordt ingegaan op de watersnoodramp van januari 1880 en de landelijke aandacht die de ramp krijgt. Verder wordt beschreven welke maatregelen worden genomen om de wateroverlast in de toekomst te beperken.
In 1880 wordt Oost- Brabant tweemaal, in januari en december, getroffen door een overstroming. Het gehele Nederlandse rivierengebied heeft dan overigens van het water te lijden. Op zondag 4 januari 1880 begint het na een periode van strenge vorst te dooien. Het peil van de Maas stijgt abnormaal snel en de ijsschotsen die her en der aanwezig zijn, komen in beweging. Hoewel het vrijwel windstil weer is, slaan water en kruiend ijs bij Driehuizen, tussen Oijen en Lithoijen, over een lengte van maar liefst vijfhonderd meter een gat in de Maasdijk. Ook bij Hedel, Empel, ’t Wild, Gewande, Alem Maren- Kessel, Lith en Teeffelen ontstaan dijkdoorbraken. Tot overmaat van ramp stroomt van de andere kant het water van de Beersche Maas de polder binnen. Het rivierwater heeft dus vrij spel en komt zelfs op plaatsen waar het eerder zelden is geweest, zoals de rijksweg tussen ’s-Hertogenbosch en Grave en enkele buitenwijken van Oss.
In Geffen staat het water tot aan het hoogaltaar in de kerk. De inwoners van Geffen zitten op de zolders en zijn vier dagen verstoken van voedseltoevoer. In heel Nederland worden geld en goederen bijeengebracht voor de getroffenen. Koning Willem III neemt het initiatief tot een “Watersnoodloterij”. De waterramp van januari 1880 heeft tot gevolg dat de regering maatregelen gaat nemen om de waterstaatkundige toestand van noordoost Noord-Brabant te verbeteren. Op 7 januari laat zij Gedeputeerde Staten weten te zullen streven naar een scheiding van de rivieren Maas en Waal, die bij fort St Andries met elkaar in verbinding staan. Het provinciaal bestuur stelt daarop één miljoen gulden ter beschikking voor deze plannen. Het zal echter tot 1904 duren voordat de scheiding van Maas en Waal een feit is. Overigens zijn met die scheiding van Maas en Waal, zoals later blijkt, de problemen nog lang niet voorbij.
Landelijke aandacht voor het Maasland
De provinciale Noordbrabantsche ‘s – Hertogenbossche Courant schrijft op 10 januari 1880:
“De dijken te Rosmalen en Nuland bleven nog gelukkig behouden, eensdeels ingevolge van de stille weersgesteldheid, anderdeels door de krachtige hulp der Militairen. Toen Woensdag de Luitenant Douglas met 50 manschappen aankwam, was de bevolking als het ware moedeloos. Krachtig geholpen door Kapt. Diekhoff van de Marechauseee, werden de dijken zooveel mogelijk versterkt, waaraan de boeren, door ‘t voorbeeld opgewekt, trouw meehielpen. Zoolang het water zoo hoog blijft, is echter het gevaar nog niet geweken, want de dijken zijn op veel punten zeer gelukkig behouden (zeer zwak en geheel doorweekt). Ondersteuning in dekking en levensmiddelen is zeer noodig. Door het vallen van de Maas, wast het binnenwater te Oijen sterk, waardoor ‘t getal der vluchtelingen die hunne woning moeten verlaten, steeds toeneemt. De dijkbreuk boven Teeffelen wordt voortdurend grooter. Hooger op hebben dijkschuivingen plaats. Men is ijverig bezig den dijk te versterken, omdat bij doorbraak terstond eenige huizen zouden wegspoelen. De ellende is hier in de omstreken zeer groot. Te Lith is de toestand niet minder ellendig. De gevluchte bewoners vonden een schuilplaats in ‘t Liefdesgesticht en ‘t vee in een loods op ‘t oude kerkhof. Dank zij het stille weder, zijn er geen menschenlevens te betreuren. Komt er storm of wind dan is de ramp niet te voorzien. Te Geffen is bijna geen plekje droog gebleven er heerscht veel ellende. De ijverige burgemeester heeft zich gisteren met levensgevaar naar hier moeten begeven om schuiten te vragen, om levensmiddelen te kunnen aanvoeren. De huizen staan tot aan de daken onder. Om aan te toonen met hoeveel kracht het water is komen opzetten deelen wij mee dat in den rijksweg onder meer een gat is geslagen meer dan 25 meter lang en 7 meter diep”.
Speciale editie van de Katholieke Illustratie
De Katholieke Illustratie verschijnt met een speciaal watersnoodnummer. Het is verkrijgbaar voor 50 cent en de opbrengst gaat naar de getroffen gebieden. Aan het eind van deze rampweek reist een verslaggever van de Katholieke Illustratie per boot vanuit ’s- Hertogenbosch door het getroffen gebied, dat inmiddels landelijk nieuws is geworden. Van de spoorbrug ten noorden van de stad tot aan Teeffelen is het één grote watervlakte. Mensen en vee zoeken hun toevlucht in geïmproviseerde onderkomens op de dijken. De journalist verplaatst zich per boot van Lithoijen naar Oss, waarna hij via Heesch weer richting ’s-Hertogenbosch trekt.
“Van Oss langs den straatweg naar ’s Bosch wachtten mij niet minder ellenden door het water teweeggebracht. De gemeente Heesch heeft weliswaar niets te lijden gehad, maar een kwartier verder (langs de rijksweg) waar een zijweg naar Geffen loopt, stuitte ik op een ruïne, zooals ik zelfs langs de Maasboorden niet gezien had. Het huis langs den weg was bijna voor de helft weggeslagen, terwijl in den straatweg zelven een wiel was gespoeld waarin men circa 600 zakken zand had laten zinken, zonder dat men de bovenste te zien kreeg. Onze gravure stelt het huis en den wiel duidelijk voor.”
Volgens de verslaggever zijn er tijdens de rampweek in Geffen misschien maar tien huizen watervrij gebleven. Ten zuiden van de rijksweg, richting Vinkel, is het niet minder nat. De mensen daar behoren tot de parochie Nuland en moeten in dat dorp kerken, maar zij kunnen hun zondagsplicht alleen nog vervullen door met een roeiboot ter kerke te gaan. Omdat dat niet voor het eerst is, groeit de wens een eigen kerk te hebben.
Ondanks de armoede die er ook in Nuland heerst besluit de gemeenteraad op 17 januari 1880 tot het houden van een collecte voor de slachtoffers van de ramp. Dit in antwoord op een verzoek van Gedeputeerde Staten.
“eene commissie te willen aanwijzen tot het doen eener collecte te houden ten behoeve van de ongelukkige slachtoffers van den jongsten waterramp en de ingezetenen op eene gepaste en doeltreffende wijze tot weldadigheid op te wekken.”
In het verslag van de raadsvergadering lezen we dan:
“Na eenige beraadslagingen met algemeene stemmen goed gevonden eene collecte te houden op dinsdag den 3 februari in de Klepelstraat, Helsenhoek en Heike H. van Kreij en J. van Rosmalen en voor den Helsenhoek H. Langens en L. van de Kant.”
De collecte brengt een bedrag op van f.16,08 dat wordt overgemaakt aan de watersnood commissie in ’s-Hertogenbosch.
Dijkbewaking
Op 26 januari 1880 verzoekt Gedeputeerde Staten met klem aan de gemeenten Nuland en Rosmalen een gemeenschappelijke verordening in te stellen die tot doel heeft inwoners voor bewakingsdiensten te kunnen oproepen. Het betreft daarbij vooral de bewaking van de Zomerdijken. Op 13 februari daarop overleggen de gemeenteraden van beide gemeenten op de Kruisstraat bij G. Kouwenberg en komen tot een unaniem besluit. In de raadsvergadering van Nuland wordt het volgende gemeld:
“De gemeenteraad van Nuland. Overwegende dat in het algemeen belang gevonden wordt dat bij dreigend gevaar, ijsgang of hoogen waterstand wanneer de gewone wijze van bewaking van den Zomerdijk van den binnenpolder van Rosmalen en Nuland niet voldoende is, de inwoners der beide gemeenten voor zover zij binnen de grenzen van gezegd waterschap gevestigd zijn tot het bewaken of verdedigen van den dijk kunnen worden opgeroepen heeft na daartoe bekomen magtiging van Gedeputeerde Staten dd 26 januari 1880 besloten. In overleg en in overeenstemming met het waterschapsbestuur van Rosmalen en Nuland en den raad der Gemeente Rosmalen het navolgende reglement vast te stellen.”
In de verordening wordt bepaald dat alle mannelijke ingezetenen wonende binnen de grenzen van het waterschap en tussen de tien en zestig jaar oud verplicht worden aan deze bewaking deel te nemen en daarvoor hun paarden en voertuigen te leveren. Per groep bewakers worden voormannen en een hoofdman aangesteld. Vrijgesteld van deze verplichting zijn de burgemeester, de secretaris, de geestelijken, onderwijzers, geneeskundigen, ambtenaren van post en telegrafie en spoorwegbeambten. Personen met ziekte en lichaamsgebreken en degenen die tengevolge van de watersnood hun huis en erf niet kunnen verlaten kunnen de burgemeester om vrijstelling verzoeken. Jaarlijks krijgt het bestuur van het waterschap een lijst van personen die voor deze diensten kunnen worden opgeroepen. Degenen die worden opgeroepen moeten zich met spa en /of schop of ander werktuig melden op de aangegeven plek. Per huisgezin kan maar een persoon gelijktijdig worden opgeroepen. Het is mogelijk tegen een vergoeding deze diensten af te kopen of een plaatsvervanger het werk te laten doen. Een hoofdman kan zijn dienst afkopen voor f. 10, = per jaar, een arbeider betaalt daarvoor f. 4, = en een voerman met paard en kar moet f. 15, = neertellen. Bijgehouden wordt hoeveel uren iedereen heeft gewerkt. Daarvan moeten lijsten worden bijgehouden. Artikel 13 van de verordening bepaalt de vergoeding die men ontvangt:
“Artikel 13.
Op het einde van iedere week wordt tegenover gift van de in artikel 11 bedoelde lijst ten kantore van den penningmeester van het waterschap betaalbaar gesteld. Voor elken dienst van:
Een hoofdman 12 cents per uur.
Een man 10 cents per uur.
Een geleider met paard en kar 10 cents per uur.
Wanneer de verlangde diensten niet of niet behoorlijk zijn verrigt zal daarvoor geen vergoeding worden uitbetaald.”
Naast bewakingsdiensten moeten er dus ook verbeteringen en herstelwerkzaamheden aan de dijken worden uitgevoerd. Of er veel gebruik is gemaakt van de verordening is niet bekend.
De schade en schade-uitkeringen
Opnieuw zijn er personen die een beroep doen op de watersnoodcommissie om bijstand. Zo is bij de weduwe P. Gloudemans haar enige zwartbonte koe waarschijnlijk gestorven ten gevolge van een ziekte die ontstaan is omdat het dier in het water heeft gestaan. De Nulandse burgemeester Nieuwenhuijzen schrijft aan de commissie:
“Nuland den 8 april 1880.
Wij nemen de vrijheid U bij deze mede te delen dat bij de weduwe P. Gloudemans aan den Lagen Kant alhier is gestorven eene zwartbonte koe tengevolge eener ziekte ontstaan door den waterstand van verleden winter die eene waarde had van 150 gulden ingevolge verklaring van den plaatsvervangenden Districts Veearts Oss, hierbij gevoegd, dat deze vrouw verkeert in zeer behoeftige omstandigheden en dat zij door dat verlies niet in staat is hare boerderij naar behooren te kunnen uitoefenen en zonder hulp geene nieuwe koe kan aankoopen om welke redenen wij beleefd verzoeken en aandringen dat voornoemde weduwe voorschreven schade zal worden te goed gedaan.”
Bij een onderzoek naar de geleden schade in 1880 blijkt deze veel minder te zijn dan in 1876, uitgezonderd in Geffen waar vijf kleinere woningen verwoest zijn. De watersnood commissie komt na een bezoek aan de overstroomde dorpen tot een rapportage waarvan hieronder enkele delen zijn opgenomen:
“22 juni 1880
Ingevolge de ons gegeven opdracht hebben wij gister de plaatsen Hintham, Rosmalen, Nuland, Geffen en Oss bezocht en een onderzoek naar den tegenwoordigen plaatselijken toestand en de geleden schade ingesteld. Ons verslag dienaangaande kan in geen opzicht verschillen van dat omtrent de dorpen langs de Maas. Schade aan gebouwen is er, behalve de na te melden uitzondering, geene. De toestand tijdens den watersnood was veel minder ongunstig, dan die in 1876. De geleden schade is veel geringer zodat iedere gemeente de ongunstigste plaatsen kan aanwijzen en zelf het geleden verlies opnemen.”
Het rapport wordt als volgt afgesloten:
“De uitzondering, aangaande de schade aan gebouwen, betreft het dorp Geffen. Daar zijn vijf kleinere woningen die van binnen verwoest zijn. De oorzaak hiervan is, dat de gevels dier gebouwen samengesteld waren uit zonsteenen (gedroogde leem), die, met het water in aanraking komende tot pap ineen storten. De daarop rustende zolders zijn dientengevolge ook vernield en de woningen strikt genomen niet bewoonbaar. Dadelijke voorziening in die schade is wenschelijk en menschelijk. De gemeente Geffen is de meest geteisterde van deze reeks dorpen.”
Op 4 augustus wordt de schade aan Nulandse ingezetenen uitgekeerd.
“De ondergetekenden verklaren ontvangen te hebben van de watersnood- commissie te Nuland voor tegemoetkoming der schade, geleden bij den watersnood van januari 1880, de navolgende sommen: Nic. Verhoeven,100 gulden. – Joh. van de Veerdonk, 30 gulden. – Wed. P. Gloudemans, 125 gulden. P. Verstappen, 125 gulden. – H. van de Leest, 125 gulden.- Ant. Voets, 23 gulden. – Hendr. D. Langens, 22 gulden.“
De meeste Vinkelnaren moeten in Nuland naar de kerk. Via het Kerkdekske en de Bendels kan men te voet of met paard en kar in Nuland komen. Toenemende wateroverlast en vooral de overstromingen van begin 1880 maken deze tocht dikwijls onmogelijk. Als het water weer is gezakt komt Bisschop Godschalk nieuwjaar wensen bij pastoor Van Gennip van Nuland, waar Petrus Vogels sinds augustus 1879 kapelaan is. Natuurlijk gaan de gesprekken ook over de watersnood. De pastoor verzucht: “die mensen van Vinkel en de Nieuwe Kampen zouden zelf een kerk moeten hebben”. Twee jaar later zijn de bewoners van Nulands Vinkel het beu en enkele personen brengen een bezoek aan het Bisschoppelijke paleis om een pleidooi voor een kerk in Vinkel te houden. Om de geestelijke nood, die het gevolg van de wateroverlast is, te lenigen stemt de bisschop in met de stichting van een nieuwe parochie. Vier jaar later is het zover, Vinkel wordt een zelfstandige parochie onder pastoor Petrus Vogels.
Dijkdoorbraak in 1925
Op oudejaarsavond 1925 gaat het toch weer mis met de Maas. De Maasdijk bij Overasselt (Gelderland) bezwijkt. De Maas stort zich met een verval van ruim anderhalve meter in de polder. Binnen een dag of wat staat het Land van Maas en Waal onder water. De ontreddering is groot maar er vallen geen doden. Wel verdrinkt er vee en storten veel woningen in. Als het water zich terugtrekt , blijkt de schade groot, en schiet liefdadigheid tekort om de geschatte kosten van tien miljoen gulden te dekken. De ramp is wel aanleiding tot een rigoureuze oplossing om het overstromingsgevaar van de Maas te temmen. Zandzak en schop zijn niet meer voldoende.
Bronnen:
• De Maas de baas, John van Zuijlen, Jan Cunencentrum Oss 1983
• Gemeentearchief Nuland
• Rosmalen was een ellendig land, Henk de Werd, 1982
• Nuwelant over Nuland, Heemkundewerkgroep Nuwelant, november 1983.
• 675 jaar waterschappen in de Maaskant. Uitgave Waterschap de Maaskant Oss 1987. Samenstelling Drs H.G.J. Buijks
Ter gelegenheid van de watersnood van 1880 verscheen een speciale editie van de Katholieke Illustratie. De in dit artikel opgenomen afbeeldingen komen uit die editie.
Speciale editie van de Katholieke Illustratie
De Katholieke Illustratie verschijnt met een speciaal watersnoodnummer. Het is verkrijgbaar voor 50 cent en de opbrengst gaat naar de getroffen gebieden. Aan het eind van deze rampweek reist een verslaggever van de Katholieke Illustratie per boot vanuit ’s- Hertogenbosch door het getroffen gebied, dat inmiddels landelijk nieuws is geworden. Van de spoorbrug ten noorden van de stad tot aan Teeffelen is het één grote watervlakte. Mensen en vee zoeken hun toevlucht in geïmproviseerde onderkomens op de dijken. De journalist verplaatst zich per boot van Lithoijen naar Oss, waarna hij via Heesch weer richting ’s-Hertogenbosch trekt.
“Van Oss langs den straatweg naar ’s Bosch wachtten mij niet minder ellenden door het water teweeggebracht. De gemeente Heesch heeft weliswaar niets te lijden gehad, maar een kwartier verder (langs de rijksweg) waar een zijweg naar Geffen loopt, stuitte ik op een ruïne, zooals ik zelfs langs de Maasboorden niet gezien had. Het huis langs den weg was bijna voor de helft weggeslagen, terwijl in den straatweg zelven een wiel was gespoeld waarin men circa 600 zakken zand had laten zinken, zonder dat men de bovenste te zien kreeg. Onze gravure stelt het huis en den wiel duidelijk voor.”
Volgens de verslaggever zijn er tijdens de rampweek in Geffen misschien maar tien huizen watervrij gebleven. Ten zuiden van de rijksweg, richting Vinkel, is het niet minder nat. De mensen daar behoren tot de parochie Nuland en moeten in dat dorp kerken, maar zij kunnen hun zondagsplicht alleen nog vervullen door met een roeiboot ter kerke te gaan. Omdat dat niet voor het eerst is, groeit de wens een eigen kerk te hebben.
Zacht zit de moeder op het mos,
Aon ’t kantje van de sloot;
Heur eenigst kiend, én jungske, zit
– op heur schoot.
Ze zeggen niks, maor kieken blij
Naor ’t eendeke ien de plas,
Naor ’t veugelke ien de blauwe locht,
Naor ’t geitje ien ’t gruune gras.
Ze zien, hoe ’t zunneke ondergeet
En nog deur ’t wulkske schouwt,
Dat zo meteen as zilver blonk,
Nou vlamt als gluuiend goud..
Het klukske klinkt- de moeder bidt,
Het jungske bidt as moe,
En wenscht op ’t eind haor met én kus
Een “zaolig aovond”toe.
Bang steet de moeder op den diek,
Ze denkt aon waotersnood;
Heur eenigst kiend, én jungske, hangt
Nog zachter, nog banger aon heur schoot.
Ze zeggen niks maor kieken triest…
Daor op de breeje plas
Kruut de ieskorst, wel én vaojem dik
En helder glad als glas.
De schollen schuren langs den diek,
Het rommelt, gromt en raost;
De dikste knotwilgs vallen um,
Krek of je kaort’umblaost.
Het zaolig-aovond-klukske zwiegt,
Went klinken mag ’t nie meer;
De moeder bidt en ’t jungske bidt:
“Bewaor ons, Lieve Heer”-
Gedicht van B.van Meurs in het speciale watersnoodnummer van de Katholieke Illustratie uit 1880. Het schetst de contrasten in de streek langs de rivier, de lieflijke zomer langs de waterkant en de dreiging van het kruiende ijs in de winter in het Maaskants dialect.